Culturele geletterdheid als onderwijsdoel

In 2004 stelde het Expertise Centrum Nederlands voor kinderen in de onderbouw van de basisschool tussendoelen op voor beginnende en gevorderde geletterdheid. Sindsdien is men zich in het basisonderwijs in toenemende mate bewust van het belang om vanaf groep 1 /2 structureel aandacht te besteden aan het ontwikkelen van geletterdheid. Culturele geletterdheid is een belangrijk aspect van geletterdheid. Het gaat hier om de kennis van vorm- en inhoudskenmerken van teksten. Wij richten ons daarbij specifiek op fictionele teksten. Kennis hierover doen kinderen op zodra ze in aanraking komen met versjes en verhalen. Ze leren bijvoorbeeld hoe een verhaal is opgebouwd, wat voor soort teksten (genres) er zijn en door wat voor stijl die genres worden gekenmerkt. In het genre poëzie spelen bijvoorbeeld kenmerken als ritme en rijm een belangrijke rol en herhaling is een stijlkenmerk van veel prentenboeken en verhalen uit de orale vertelcultuur. Als kinderen worden voorgelezen leren ze ook veel voorkomende thema's en motieven herkennen en maken ze kennis met klassieke verhaalpersonages en hun typische gedragspatronen. Al deze kennis draagt bij aan het leesplezier en leesbegrip van kinderen.

Herkenning
De herkenning zorgt ervoor dat het verloop van verhalen en versjes deels kan worden voorspeld en dat nieuwe elementen tegen de achtergrond van het bekende kunnen worden geïnterpreteerd: met een grotere waardering als gevolg. Dit schept de voorwaarden om kinderen te laten uitgroeien tot goede en gemotiveerde lezers. Lezen is immers niet alleen het vlot kunnen verklanken van lettertekens, maar ook en vooral het geven van betekenis aan woorden, zinnen en teksten.

Impliciet leren
In tegenstelling tot het technisch leren lezen, is het ontwikkelen van culturele geletterdheid vooral een impliciet leerproces. De kenmerken van fictionele teksten hoeven niet bewust aangeleerd en geoefend te worden. Wel is het van belang te zorgen voor een divers aanbod van teksten die aansluiten op het ontwikkelingsniveau van kinderen.
Ook de wijze van aanbieden is van belang. Door vooraf de voorkennis te activeren en de nieuwsgierigheid van de kinderen te prikkelen, kan de beste voedingsbodem worden gecreëerd om de tekst bij de kinderen wortel te laten schieten. Vervolgens is natuurlijk ook de manier waarop wordt voorgelezen bepalend. Van belang is dat de leerkracht de tekst vooraf zelf al heeft gelezen, zodat hij niet wordt verrast en de inhoud op een passende wijze kan overbrengen. Intonatie, mimiek en ondersteunende gebaren kunnen de betrokkenheid verhogen. Prikkelende vragen en spelactiviteiten na afloop zorgen er tot slot voor dat kinderen hun leeservaringen samen kunnen delen, waardoor hun beleving en het begrip nog kan worden verdiept.

Vaardigheden
Tegelijk met het vergroten van de kennis over de vorm en inhoud van teksten, ontwikkelen kinderen ook allerlei vaardigheden. In de beheersingsdoelen van SLO voor beginnende geletterdheid en mondelinge taalvaardigheid wordt een aantal van deze vaardigheden genoemd.
  • meeleven met personages
  • gevoelens / mening uiten over een voorgelezen verhaal of rijmpje
  • (re)construeren van een verhaal op basis van plaatjes
  • navertellen van een verhaal
  • naspelen van een verhaal
  • meedoen met woord- en klankspelletjes
  • rijmwoorden herkennen en gebruiken
  • reflecteren op taalgebruik (bijvoorbeeld op taalgrapjes)
  • complexe taalfuncties gebruiken als redeneren en concluderen
Daarnaast wordt door het voorlezen het 'begrijpend luisteren' getraind. Deze vaardigheid omvat allerlei deelvaardigheden die later ook van belang zijn voor het 'begrijpend lezen', bijvoorbeeld:
  • het herkennen van het thema
  • het activeren van voorkennis over het thema
  • het afleiden van woordbetekenissen uit de tekst
  • het afleiden van informatie uit de tekst
  • het jezelf vragen stellen tijdens het luisteren/lezen
  • het kunnen voorspellen hoe een tekst verder gaat op basis van verhaalopbouw en genrekenmerken
  • het kunnen samenvatten van een tekst
Kennis van de wereld
Culturele geletterdheid omvat ook de kennis van de wereld die kinderen via teksten opdoen. Via verhalen en versjes maken kinderen kennis met routines en rituelen in onze multiculturele samenleving en met onderliggende normen en waarden. In een aantal verhalen uit het Leeskalenderproject spelen normen en waarden heel nadrukkelijk een rol. Het gaat hier om verhalen die voor joden, christenen en moslims belangrijk zijn en om niet-religieuze verhalen over deugden en dilemma's, bijvoorbeeld fabels. Deze verhalen kunnen kinderen helpen om zich algemeen aanvaarde waarden en normen in onze maatschappij eigen te maken.

Woordenschat
Parallel aan hun kennis van de wereld breiden kinderen via verhalen en versjes ook hun woordenschat uit. Begrippen in boeken verwijzen immers naar dingen in de realiteit en de context van het verhaal of het versje helpt om de begrippen te onthouden en nieuw opgedane kennis te ordenen. Nederlands onderzoek toonde in 2011 aan dat kinderen door een kwartier vrij lezen per dag duizend nieuwe woorden per jaar aanleren (Meer lezen, beter in taal. Sardes, 2011).
Door ervaringen op te doen met verhalen en versjes leren kinderen ook de specifieke taal die bij deze tekstsoorten past. Denk aan zinnen als 'Er was eens...', maar ook aan typische vertelzinnen als 'Op zekere dag was het zover' en 'De tranen sprongen in haar ogen'.  Hoe meer kinderen met dit soort taal vertrouwd raken, hoe gemakkelijker ze zich in een verhaal kunnen verplaatsen.


Het Leeskalenderproject is onderdeel van het onderzoeksprogramma Emergent Cultural Literacy: Assimilating Children’s Literature dat gefinancierd is door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).