Nieuws uit het project

Nieuwsbrief 13 juli 2015

De laatste nieuwsbrief van het Leeskalenderproject dateert alweer van een jaar geleden. Die nieuwsbrief markeerde het einde van het Leeskalenderproject zoals dat op de deelnemende basisscholen heeft plaatsgevonden. Toen, in het schooljaar 2013-2014, werkten 18 groepen 2 en 12 groepen 4, verdeeld over 10 scholen in Noord-Brabant en Limburg, 30 weken lang met de Leeskalender. Op deze scholen, maar ook op 6 scholen waar kinderen níet met de Leeskalender hebben gewerkt, is ook de Toets Ontluikende Culturele Geletterdheid (in het vervolg: Toets OCG) bij de kinderen afgenomen. In de vorige nieuwsbrief schreven we al dat vanaf juni 2014 een volgende fase in het onderzoeksproject zou beginnen: de fase waarin de verzamelde gegevens systematisch geanalyseerd worden. Niet alleen de gegevens van de toets, maar ook de CITO-vaardigheidsscores die u beschikbaar hebt gesteld, gegevens uit de oudervragenlijsten en gegevens uit de logboeken. Nu, een jaar later, zijn de belangrijkste analyses gedaan en kunnen we u op de hoogte brengen van de eerste resultaten.

Ontluikende culturele geletterdheid: waar gaat het ook alweer om?
Sommige kinderen lezen met veel plezier, voor anderen blijft het een struikelblok. We weten inmiddels uit onderzoek dat dit niet alleen te maken heeft met verschillen in technische leesvaardigheid. Om een goede lezer te worden, heb je ook iets anders nodig, namelijk 'culturele geletterdheid': een schat aan kennis en begrip van verschillende soorten verhalen en poëzie, niet alleen van de vorm van die genres, maar ook van de inhoud. Het Leeskalenderproject onderzoekt welke culturele geletterdheid kinderen nu precies opdoen als ze worden voorgelezen en hoe kinderen de verschillende genres verwerven, begrijpen en waarderen. Bij het selecteren van de teksten voor de Leeskalender is gelet op genres en genrekenmerken die al eeuwenlang meegaan en in verschillende culturen geliefd zijn. Daarom bevat de Leeskalender ‘klassieke’ genres als de fabel, het schelmenverhaal en het nonsensvers. Uitgangspunt is dat juist deze genres, met hun ‘transculturele’ wortels en langdurige geliefdheid kinderen met verschillende culturele achtergronden aanspreken en bijdragen aan het opbouwen van een brede culturele geletterdheid. Die bijdrage bestaat uit kennis van vorm- en stijlkenmerken als een voorspelbare verhaalstructuur, een held met een duidelijk vast omlijnd karakter en formuleachtig taalgebruik (herhaling van dezelfde woorden of zinnen). Of bij poëzie om een uitgesproken ritme en rijm en nonsens (omkeringen in taal-, kennis- en gedragsconventies, vaak met een komisch effect). En die bijdrage bestaat ook uit kennis en begrip van thema's, motieven en personages die een afspiegeling vormen van de culturen waarin deze genres al eeuwenlang meegaan. Via het Leeskalenderaanbod worden kinderen op deze manier ook ingewijd in onze multiculturele samenleving: ze leren rituelen en gebruiken kennen en maken via het gedrag van de personages kennis met gedeelde normen en waarden. Ook deze inhoudelijke kennis draagt bij aan de culturele geletterdheid. Hierdoor wordt immers een referentiekader opgebouwd dat helpt bij het betekenis geven aan nieuwe teksten.

De oudervragenlijsten: is er verband tussen ontluikende culturele geletterdheid en kenmerken van (het leesklimaat) thuis?
Jonge kinderen die thuis opgroeien met verhalen en poëzie (rijmen, liedjes), ontdekken spelenderwijs allerlei patronen in teksten, waardoor ze nieuwe teksten gemakkelijker zullen begrijpen en waarderen. Zo wordt hun ontluikende culturele geletterdheid vanzelf steeds verder opgebouwd. Echter, niet alle kinderen doen thuis evenveel ervaring op met teksten. Daarom heeft de school hierin een belangrijke taak. Op basis van vragen die we aan de kinderen zelf gesteld hebben over voorlezen thuis en gegevens uit de oudervragenlijsten zijn we nagegaan wat de invloed van het leesklimaat thuis op de ontluikende culturele geletterdheid van kinderen precies is. Voor groep 2 geldt dat naarmate kinderen thuis meer worden voorgelezen ze ook hoger scoren op de Toets OCG. Kinderen die vaker naar de bibliotheek gaan scoren ook hoger op de Toets OCG, evenals kinderen van ouders die meer titels van kinderboeken zeggen te kennen. In groep 4 lezen de kinderen meestal zelf. Of ouders hun kinderen voorlezen hangt in groep 4 dan ook niet samen met de score op de Toets OCG. Er is wel een verband met het aantal boeken van de boekenlijst dat ouders zeggen te kennen: hoe meer boeken thuis bekend zijn, hoe hoger de score op de Toets OCG. Ook andere, sociaaleconomische, kenmerken van thuis hangen samen met culturele geletterdheid. Leerlinggewichten zijn van grote invloed op de aanvankelijke ontluikende culturele geletterdheid van de kinderen. Heeft het werken met de Leeskalender op school een verschil gemaakt op de ontwikkeling van culturele geletterdheid bij de kinderen, ondanks de verschillen van thuis? Dat onthullen we verderop in deze nieuwsbrief.

De CITO-vaardigheidsscores: is er verband tussen ontluikende culturele geletterdheid en de taal- en rekenvaardigheden van kinderen?
We verwachtten ook dat er een verband is tussen de mate van ontluikende culturele geletterdheid en schoolprestaties van de kinderen, met name op het gebied van taal. Omdat we van alle kinderen CITO-vaardigheidsscores op de taal- en rekentoetsen hebben gekregen, konden we nagaan of dit verband er inderdaad is. Bij groep 2 is dat verband er zeker. Kinderen die hoger scoren op de CITO-toetsen voor taal én rekenen hebben aanvankelijk ook een hogere score op de Toets OCG. Bij de kinderen uit groep 4 zien we dergelijke verbanden ook: een zwak verband tussen ontluikende culturele geletterdheid en Spelling-vaardigheidsscores en iets sterkere verbanden met Woordenschat, Begrijpend Lezen én met Rekenen. Hebben we kunnen vaststellen of het werken met de Leeskalender ook een effect heeft gehad op de CITO-vaardigheden van de kinderen? Nee, dat niet: dat hadden we uiteraard wel gehoopt, maar de Leeskalender was daar niet specifiek op gericht. En dan blijkt ook hier dat een eventuele positieve bijdrage aan rijmvaardigheid, woordenschat of begrijpend lezen niet zichtbaar is in de CITO-scores. Zoals een van de leerkrachten van groep 4 het mooi verwoordde in het afsluitend gesprek, was ze er van overtuigd dat de Leeskalender ook heeft bijgedragen aan de algemene taalontwikkeling van de kinderen, al verwachtte ze niet dat dat terugkomt in de Cito-scores omdat het daar om heel andere soorten aspecten van taal gaat dan de taal van verhalen en gedichten. We weten nu dat zowel het thuisklimaat van de kinderen als hun schoolprestaties aanvankelijk factoren zijn die samenhangen met ontluikende culturele geletterdheid. De vraag is nu wat het werken met de Leeskalender daar, al dan niet, aan heeft bijgedragen.

De logboeken: hoe(veel) is er op de scholen met de Leeskalender gewerkt en hoe is het aanbod gewaardeerd?
Eerst een overzicht van hoe(veel) er gewerkt is met de Leeskalender. De logboeken die u voor ons heeft bijgehouden, leveren een schat aan informatie over hoeveel dagen en hoeveel tijd er gemiddeld aan de Leeskalender is besteed en hoe u het Leeskalenderaanbod heeft gewaardeerd. Regelmatig werden de logboekbladen uitgebreid ingevuld, inclusief uitgeschreven opmerkingen van de kinderen. Deze informatie wordt door de onderzoekers ook verwerkt: daarover leest u te zijner tijd meer in de proefschriften. De logboektrouw, dus hoeveel logboekbladen zijn ingevuld, varieerde per groep tussen 45% en 95%. Op basis van de ingevulde logboekbladen is van de in totaal 150 Leeskalenderdagen naar schatting tussen de 42 en 121 dagen gedaan, met een gemiddelde van 85,1 Leeskalenderdagen per groep (57%). Het werkelijk gedane aantal kalenderdagen ligt waarschijnlijk iets hoger omdat soms een logboekblad niet is ingevuld, terwijl de Leeskalender die dag wel behandeld is. Gemiddeld werden 15,6 minuten per dag aan de Leeskalender besteed (variërend tussen groepen van gemiddeld 9,3 tot gemiddeld 25,5 minuten per dag). De tijd die er per groep over de 30 weken heen aan de Leeskalender is besteed, varieert van bijna 10 uur tot bijna 45 uur. Dat zijn grote verschillen. Het was ook niet niks wat er van u gevraagd werd, om (bijna) dagelijks in het volle programma tijd te vinden voor het Leeskalenderproject. Gelukkig waardeerde u het aanbod van teksten positief: de gemiddelde waardering was 4,0 en varieerde per groep van 3,1 tot 4,7 (1=helemaal niet, 2=onvoldoende, 3=voldoende, 4=ruim voldoende, 5=goed). Het was dus geen straf om met de Leeskalender te werken, maar u hoopt net als wij natuurlijk dat de kinderen er niet alleen plezier aan hebben beleefd, maar er ook iets van hebben opgestoken.

Effecten van het werken met de Leeskalender op ontluikende culturele geletterdheid
We zijn dan ook heel blij dat we kunnen melden dat het werken met de Leeskalender een positief effect heeft gehad op de ontwikkeling van culturele geletterdheid van kinderen in de groepen 2. Dat concluderen we op basis van het verschil in de score op de voormeting van de Toets OCG (in augustus/september 2013) en de nameting (in mei/juni 2014). Natuurlijk doen kinderen het aan het eind van een schooljaar doorgaans beter, omdat ze ouder zijn geworden en op allerlei gebieden gegroeid zijn. Met deze natuurlijke groei hebben we rekening gehouden door te kijken naar de mate van groei van de kinderen. Dan blijkt dat de kinderen van de experimentele scholen (die met de Leeskalender hebben gewerkt) zoveel sterker vooruit zijn gegaan op de Toets OCG dan de kinderen van de controlescholen (die niet met de Leeskalender hebben gewerkt), dat dit verschil in groei niet aan toeval toe te schrijven is, maar aan het werken met de Leeskalender (het verschil is statistisch significant). Ook voor groep 4 geldt dat de kinderen het de tweede keer gemiddeld beter hebben gedaan op de toets. Hieraan kunnen we helaas niet zulke harde conclusies verbinden als aan de resultaten van de kinderen uit groep 2. Dat komt omdat de kinderen uit de experimentele groep het al in augustus/september 2013, dus voordat ze met de Leeskalender hadden gewerkt, veel beter deden op de Toets OCG dan de kinderen uit de controlegroep. De twee groepen bleken qua samenstelling en niveau bij aanvang al (te) veel van elkaar te verschillen. Toch kunnen we voor het grootste deel van de kinderen uit de experimentele groep wél de conclusie trekken dat de Leeskalender hun culturele geletterdheid positief heeft beïnvloed; de meerderheid van de kinderen van de experimentele scholen zijn veel sterker vooruitgegaan op de Toets OCG dan de kinderen van de controlescholen. De Leeskalender heeft dus zowel voor kinderen in groep 2 als voor kinderen in groep 4 een positief effect gehad op de ontwikkeling van hun ontluikende culturele geletterdheid.

Meer informatie
Het voert te ver om in deze nieuwsbrief nog meer en detail op resultaten in te gaan. In de proefschriften van de drie onderzoekers wordt uitgebreid ingegaan op de resultaten op drie deelgebieden: moreel-literaire genres (fabels en religieuze verhalen), poëzie (gedichten, rijmen en liedjes) en narratieve genres (sprookjes, raadsels, schelmenverhalen en griezelverhalen).
In de loop van het volgende schooljaar berichten we u graag over de voortgang van de publicaties over het Leeskalenderproject.


Nieuwsbrief 7 juli 2014


Het Leeskalenderproject zit erop. Scholen in de experimentele groep hebben in groep 2 en 4 dertig weken met de Leeskalender gewerkt. Om de effecten hiervan te meten hebben we in de  periode van 19 mei t/m 20 juni weer bij alle kinderen in de controlegroep en experimentele groep de Toets Ontluikende Culturele Geletterdheid afgenomen. Het is nog te vroeg om iets te kunnen zeggen over de uitkomst hiervan. Alle toetsresultaten moeten nog worden verwerkt. Wel kunnen we op basis van de evaluatiegesprekken die zijn gevoerd al iets vertellen over de ervaringen van de leerkrachten met de Leeskalender. In deze nieuwsbrief blikken we terug op het Leeskalenderproject en kijken we vooruit naar de volgende fase van het onderzoek.

Ervaringen met de Leeskalender

Het tekstaanbod
Het tekstaanbod binnen het Leeskalenderproject is samengesteld door drie onderzoekers met elk hun eigen onderzoeksgebied. Eén onderzoeker richt zich op de effecten van bepaalde kenmerken van kinderpoëzie en -liedjes op culturele geletterdheid van jonge kinderen, de tweede op de effecten van specifieke tekstkenmerken van narratieve genres, zoals sprookjes, griezelverhalen, schelmenverhalen en serieverhalen en de derde op de effecten van religieuze verhalen en fabels. Om het effect van verschillende teksten te kunnen onderzoeken is door de scholen met verschillende versies van de Leeskalender gewerkt. Vier scholen (18 klassen) werkten met de volledige versie met alle genres, de overige zeven scholen (19 klassen) met een versie waarbij telkens de teksten binnen één onderzoeksgebied waren weggelaten.
Over het algemeen waren de leerkrachten heel positief over het tekstaanbod. Velen – ook op scholen waar met een kortere variant was gewerkt - noemden de diversiteit van het aanbod als een van de grote pluspunten van de Leeskalender. We hoorden vaak dat de Leeskalender teksten bevatte die ze anders niet zo snel hadden voorgelezen. Leerkrachten waardeerden het dat de kinderen op deze manier spelenderwijs allerlei genres leerden kennen. Als favoriete teksten kwamen naar voren:  versjes waarbij kinderen fysiek mee konden doen, sprookjes, teksten met humor (bijvoorbeeld over dingen die niet mogen of met 'vieze' woorden) en -speciaal voor allochtone kinderen - teksten uit hun eigen traditie of in hun thuistaal.


Dagelijks voorlezen

Opzet van het Leeskalenderproject was dat er dagelijks aandacht werd besteed aan verhalen, poëzie en liedjes. De Leeskalender speelde daarbij een centrale rol. Elke dag was er een afbeelding te zien die als bruggetje diende naar een nieuwe tekst, of een aantal afbeeldingen als kapstok voor het bespreken van eerder aan bod gekomen teksten. Voor de kinderen in de onderzoeksgroep was dit al snel een vast ritueel waar ze elke dag naar uitkeken. Een leerkracht van groep 4 zei zelfs dat ze het werken met de Leeskalender het leukste moment van de dag vonden.
Ook de meeste leerkrachten hebben genoten van het werken met de Leeskalender. Wel werd de tijdsinvestering door sommige leerkrachten als een belasting ervaren. Volle lesroosters lieten het niet altijd toe om dagelijks met de Leeskalender te werken en kleuterleerkrachten vonden het soms lastig dat de teksten binnen de Leeskalender los stonden van het thema waar op dat moment mee werd gewerkt. Eén school is om deze reden ook afgehaakt. Gelukkig werd het project door de overgrote meerderheid als zinvol en plezierig ervaren. Volgens een van de leerkrachten was het gewoon 'smullen'.


Introductie en verwerking

De teksten binnen het Leeskalenderproject werden steeds volgens een vast stramien aangeboden: eerst een introductie aan de hand van de afbeelding op de Leeskalender, vervolgens het voorlezen van de tekst (of soms het beluisteren van een liedje) en tot slot een verwerking aan de hand van vragen en/of speelse opdrachten. Dit was voor sommige leerkrachten al een vertrouwde manier van werken. Toch werd de aanpak van de Leeskalender ook dikwijls als een verrijking ervaren. De visuele ondersteuning van de Leeskalender werd door iedereen hoog gewaardeerd. Kinderen werden vaak meteen 'gepakt' door het plaatje en de vragen in de handleiding daarbij, waardoor ze erg nieuwsgierig waren naar de tekst. Een leerkracht merkte op dat dit de luisterhouding sterk bevorderde: 'Er werd door de kinderen veel kritischer geluisterd omdat ze bepaalde verwachtingen hadden, of voorspellingen hadden gedaan. Ze luisterden dan heel aandachtig om te zien of hun verwachtingen uitkwamen.’
Ook de richtlijnen voor de verwerking werden gewaardeerd. Verschillende leerkrachten merkten op dat er sprake was van een 'diepere', 'meer inhoudelijke' en 'actievere' verwerking dan ze gewend waren. Hierbij werd dan bijvoorbeeld gedoeld op vragen die kinderen echt aan het denken zetten over het verhaal (vooral bij samenwerkingsvormen was dit effectief), het naspelen van stukjes uit het verhaal, en speelse werkvormen bij de gedichten en liedjes waarbij kinderen werden uitgenodigd delen mee op te zeggen, mee te bewegen of te variëren op de tekst. Volgens één leerkracht waren de teksten vaak pittig en was de verwerking soms echt nodig voor de kinderen om de clou te begrijpen. 'Maar als ze die eenmaal begrijpen, vergeten ze het nooit meer'.

Herhaling

De kleuters kregen binnen het Leeskalenderproject twee tot drie nieuwe teksten per week aangeboden, de kinderen van groep 4 drie tot vier teksten. Op de overige dagen van de week werd nog eens teruggeblikt op één of meerdere teksten, waarbij die tekst dan vanuit een andere invalshoek werd benaderd. Voor sommige leerkrachten was het een eye-opener dat kinderen zo kunnen genieten van herhaling en 'dat je een dag later nog een heel leuk gesprek over een verhaal kunt hebben'. Sommige leerkrachten herhaalden een tekst al op de aanbiedingsdag een keer. Andere leerkrachten vonden juist dat er te veel herhaling was. Voor parttimers vormden de herhalingsdagen soms een probleem. Leerkrachten die alleen aan het eind van de week voor de klas staan, moesten teksten herhalen die door hun collega waren aangeboden. Dit betekende voor hen extra voorbereidingstijd en vaak ook een minder grote betrokkenheid.

Effect

De resultaten van het onderzoek moeten nog worden afgewacht, maar we hebben tijdens de evaluatiegesprekken al wel gevraagd naar de observaties van de leerkrachten zelf. Hierop kwamen verschillende reacties. Een kleuterleerkracht vertelde dat dit jaar voor het eerst geen enkel kind uit haar klas was uitgevallen op het onderdeel klank/rijm in de Cito-toets Taal voor Kleuters. Zij bracht dit direct in verband met de rijmen en liedjes in de Leeskalender. Andere leerkrachten merkten op dat kinderen in de loop van het jaar verbanden gingen zien tussen verhalen die op elkaar leken. Ook werd opgemerkt dat de kinderen meer feeling hadden gekregen voor de moraal in een verhaal. Discussies over morele dilemma's werden in de loop van het jaar meer 'to the point' en verhalen met een duidelijke moraal werden bij de kleuters soms spontaan nagespeeld.
Het zal geen verbazing wekken dat ook de leesbevorderende werking van de Leeskalender werd genoemd. Dat werd bijvoorbeeld heel duidelijk tijdens het vrij lezen in sommige groepen 4. 'De boeken bij het Leeskalenderproject stonden in de kast en daar werd gretig gebruik van gemaakt. Terwijl ze anders soms vijf minuten voor de kast staan te twijfelen welk boek ze willen lezen, was de keuze nu vaak snel gemaakt.'
Tot slot merkten veel leerkrachten op dat de verhalen uit de islamitische traditie bij kinderen uit die cultuur voor veel herkenning zorgden. Voor deze kinderen was dit ook een aanknopingspunt om over hun eigen gewoonten thuis te praten, wat zorgde voor leuke gesprekken in de klas en  - vermoedelijk - meer begrip voor elkaar. Ook liedjes in de thuistaal van kinderen in de klas hadden dit effect.

Een vervolg op het Leeskalenderproject?

De Leeskalender en de bijbehorende handleiding waren allereerst bedoeld als onderzoeksinstrument, maar verschillende scholen hebben al aangegeven dat zij de materialen ook volgend jaar willen blijven gebruiken. Dat kan zolang de materialen niet worden gekopieerd en verspreid. Over de auteursrechten voor de afbeeldingen en teksten zijn namelijk alleen afspraken gemaakt in het kader van het onderzoeksproject.
Sommige leerkrachten hebben nadrukkelijk de behoefte om verder te gaan met het structureel voorlezen van teksten in de klas. Anderen leerkrachten hebben meer behoefte aan een reservoir van verhalen en gedichten met aanbiedingssuggesties waaruit ze kunnen putten. Op dit moment wordt al voorzichtig nagedacht over een mogelijk vervolg op de Leeskalender, hoewel een vervolg natuurlijk ook afhankelijk is van de resultaten van het onderzoek. Van een onderzoeksinstrument kan de Leeskalender dan wellicht evolueren naar een didactisch leermiddel dat helemaal is afgestemd op de behoeften van het onderwijs en gebruik maakt van de tekstkenmerken die hun effectiviteit voor de culturele geletterdheid hebben bewezen.

Vervolgtraject van het onderzoek

De onderzoekers zijn nu bezig met het invoeren van de resultaten van de Toets Ontluikende Culturele Geletterdheid die in mei/juni is afgenomen. Dezelfde toets werd eerder al aan het begin van het schooljaar afgenomen. Zodra alle data in kaart zijn gebracht, zullen ze systematisch worden geanalyseerd. Eerst wordt bekeken welke verschillen er zijn tussen de voor- en nameting. In hoeverre en op welke punten is de culturele geletterdheid van de kinderen in de loop van dit schooljaar toegenomen? Vervolgens wordt er gekeken of de geconstateerde verschillen tussen de voor- en nameting verklaard kunnen worden door het werken met de Leeskalender of dat zij samenhangen met andere factoren. Deze analyse kan worden gemaakt door de resultaten van de experimentgroep te vergelijken met die van de controlegroep. Daarna wordt er gekeken naar de effecten van specifieke tekstkenmerken op de culturele geletterdheid door binnen de experimentgroep de resultaten te vergelijken van scholen met verschillende versies van de Leeskalender.  Tot slot worden ook de Cito-scores van de kinderen in de onderzoeksgroep geanalyseerd. Bekeken wordt of het werken met de Leeskalender hierop een positieve invloed heeft gehad.

We houden u op de hoogte

Met het Leeskalenderproject is nu een belangrijke fase van het  project Emergent Cultural Literacy afgesloten. De onderzoeksgroep is zich er terdege van bewust dat dit project alleen kon worden uitgevoerd dankzij de medewerking van alle betrokken leerkrachten, bibliotheekmedewerkers en alle andere mensen die ons hebben ondersteund bij de voorbereiding van het Leeskalenderproject en het afnemen en verwerken van de toetsen. Wij danken iedereen voor hun bijdrage en houden dit weblog open voor alle geïnteresseerden. Zodra de resultaten bekend zijn, zal hierover door de onderzoekers verslag worden gedaan. Wij stellen het zeer op prijs om in verbinding te blijven met het werkveld en hopen dat u ons met belangstelling blijft volgen. Met vragen en opmerkingen kunt u terecht bij projectleider Prof. dr. Lies Wesseling van de Universiteit Maastricht (lies.wesseling@maastrichtuniversity.nl).

Rest ons niets anders dan iedereen een fijne vakantie toe te wensen. Tijdens een zonnig diner met de toetsvrijwilligers kwamen wij in ieder geval al helemaal in de stemming. Wij toasten op een mooie zomer met veel tijd om zelf weer eens van een goed boek te genieten!






Nieuwsbrief 7 februari 2014

Inmiddels is het schooljaar alweer over de helft. De kinderen in de experimentele groep van het onderzoek hebben nu bijna vijf maanden dagelijks gewerkt met de Leeskalender. Hierdoor hebben ze veel ervaring opgedaan met allerlei verhalen en gedichten. De reacties van de kinderen en leerkrachten zijn overwegend heel positief. Een van de elf scholen heeft helaas besloten met het project te stoppen. De leerkrachten op deze school konden het werken met de Leeskalender niet goed combineren met hun thematische manier van werken. De overige tien scholen zijn er goed in geslaagd het Leeskalenderproject te integreren in hun lesprogramma. Eind december hebben we op deze scholen een evaluatiegesprek gevoerd. In deze nieuwsbrief leest u de belangrijkste conclusies. Verder kunt u in deze nieuwsbrief lezen over de stand van het onderzoek.

Ervaringen met het Leeskalenderproject: conclusies uit de tussentijdse evaluatie

Vast ritueel
Het werken met de Leeskalender is op alle scholen al snel een vast ritueel geworden waarvan zowel de leerkrachten als de kinderen genieten. De meeste leerkrachten hebben een vast moment om met de kalender te werken, bij anderen wisselt dat nog weleens, maar als de Leeskalender erbij in dreigt te schieten, worden de leerkrachten er wel door de kinderen aan herinnerd. De kalender prikkelt de nieuwsgierigheid. De kinderen willen graag weten welke afbeelding op het volgende blad tevoorschijn komt en welk verhaal of gedicht daarbij hoort.

Waardering tekstselectie
De leerkrachten waarderen de grote variatie in de teksten en zijn overwegend positief over de geselecteerde verhalen en gedichten en de bijbehorende instructies. Natuurlijk spreken niet alle teksten evenveel aan. De ene keer luisteren de kinderen ademloos en brengt het verhaal of gedicht een stroom van reacties op gang, de andere keer zijn ze minder betrokken en verloopt de verwerkingsactiviteit moeizamer. Voor kinderen met een taalachterstand worden sommige teksten als moeilijk ervaren. De opstap aan de hand van de afbeelding op de kalender en de verwerkingsactiviteit helpen echter het begrip en de beleving te vergroten.

Tijdsinvestering
De Leeskalender vraagt een forse tijdsinvestering: gemiddeld één tot anderhalf uur per week. De leerkrachten doen dit over het algemeen graag, omdat zij het werken met de Leeskalender plezierig en nuttig vinden. Ze zien de Leeskalender niet alleen als instrument voor het ontwikkelen van de culturele geletterdheid, maar ook als middel om andere leerdoelen te bereiken, zoals  het  vergroten van de woordenschat, het ontwikkelen van de spreekvaardigheid en het begrijpend luisteren en het leren nadenken over normen en waarden. Natuurlijk moet de tijd die in het Leeskalenderproject wordt gestopt wel worden gecompenseerd. Dit betekent vaak dat de leerkrachten minder toekomen aan andere voorleesactiviteiten en dat in de kleuterklassen bepaalde thema's minder diepgaand kunnen worden uitgewerkt. Soms ervaren de leerkrachten dit wel als een gemis. Daar staat tegenover dat het voorlezen nu als een structurele activiteit in het programma is opgenomen.

Aanbieding en herhaling
De opbouw van het Leeskalenderproject met dagen waarop nieuwe teksten worden aangeboden en dagen waarop de teksten nog eens worden herhaald, wordt door de leerkrachten over het algemeen positief gewaardeerd. De herhaling biedt de mogelijkheid de tekst nog eens vanuit een andere invalshoek te benaderen en komt tegemoet aan de behoefte van kinderen. In groepen waar twee leerkrachten afwisselend voor de klas staan, blijkt het soms een nadeel dat de eerste aanbieding en de herhaling  door verschillende personen worden uitgevoerd. Dit zorgt soms voor minder betrokkenheid bij de leerkracht die de herhalingsdag doet, waardoor de herhalingsdagen minder populair zijn dan de aanbiedingsdagen. Zeker voor kinderen met een taalachterstand is herhaling echter onontbeerlijk. Sommige verhalen en gedichten werden op verzoek van de kinderen veel vaker dan één keer herhaald. Ook kwam het voor dat ze verhalen spontaan naspeelden of de geleerde versjes en liedjes zongen op het speelplein: een positief signaal dat ze zich de teksten helemaal 'eigen' maken.

Vorderingen van het onderzoek: waar staan we nu?
Toets ontluikende culturele geletterdheid
Van 19 augustus tot en met 16 september zijn op elf scholen in de experimentele groep en zes scholen in de controlegroep ruim 700 kinderen getoetst op hun 'ontluikende culturele geletterdheid'. De bulk aan onderzoeksgegevens die dit heeft opgeleverd, is inmiddels verwerkt. De komende maanden zijn de onderzoekers druk bezig met het analyseren van de gegevens. Aan het eind van het Leeskalenderproject, van 19 mei tot en met 20 juni, volgt dan de tweede toetsafname, waarna we de resultaten van de voor- en nameting met elkaar kunnen gaan vergelijken. Hieruit moet duidelijk worden in hoeverre de culturele geletterdheid van de kinderen is toegenomen en welke bijdrage het Leeskalenderproject hieraan heeft geleverd.

Ouderformulieren
Voor het onderzoek is het van belang om informatie te hebben over de leescultuur bij de kinderen thuis. Die bepaalt namelijk voor een groot deel de startpositie als het gaat om de culturele geletterdheid. Om de benodigde gegevens te verzamelen hebben we de ouders van de kinderen in de experimentele groep en controlegroep gevraagd een formulier in te vullen met vragen over boekenbezit en (voor)leesactiviteiten. De respons die we hierop hebben gekregen varieert per school van 25% tot 96%. Scholen die van minder dan 60% van de ouders respons hebben gekregen, willen we vragen om de ouders van wie wij nog niets hebben ontvangen opnieuw te benaderen met het verzoek het formulier in te vullen. Wij zorgen ervoor dat de formulieren voor deze ouders op naam in enveloppen naar de betreffende scholen worden gestuurd. Wij begrijpen dat het voor sommige ouders - zeker voor ouders met een taalachterstand in het Nederlands - een hele opgave kan zijn om het formulier in te vullen. Toch is het van groot belang dat we ook van deze groep ouders gegevens ontvangen, anders levert dit een scheef beeld op van het leesklimaat van de kinderen in het onderzoek. De praktijk leert dat een extra duwtje in de rug veel kan opleveren. Zo kregen de ouders op de islamitische school Aboe El-Chayr in Tilburg de gelegenheid om de formulieren op school in te vullen onder begeleiding van tolken waarover de school kan beschikken als dat nodig is.

Observaties
Ondertussen zijn verschillende scholen in de experimentele groep bezocht door een van de drie onderzoekers. Zij hebben enkele leeskalenderactiviteiten in groep 2 en 4 geobserveerd om de theorie aan de praktijk te kunnen 'toetsen': hoe werkt de Leeskalender nu in het echt? In de periode tot aan de kerstvakantie zijn de onderzoekers ieder op meerdere scholen geweest om een globaal beeld te krijgen van de Leeskalender in de dagelijkse onderwijspraktijk. In de periode vanaf januari zoomt elk van de onderzoekers in op een of twee scholen om zo een nog beter beeld te krijgen van hoe leerkrachten met de Leeskalender werken en hoe kinderen erop reageren. De (soms zeer verrassende) inzichten die we in de klas opdoen, zijn een belangrijke aanvulling op wat we met de toets meten.We zijn dan ook bijzonder dankbaar dat de betreffende leerkrachten ons (hebben) laten meekijken! De observaties lopen nog door tot het einde van de Leeskalender, dus tot half mei. Om praktische redenen wordt niet op alle scholen geobserveerd. Op scholen waar dat niet gebeurt, wordt volstaan met het verzamelen van informatie uit de logboeken die de leerkrachten bijhouden.

Logboeken 
Op dit moment worden de gegevens verwerkt uit de logboeken bij het eerste deel van de Leeskalender. De leerkrachten die met de Leeskalender werken noteren elke dag hoe lang zij met de Leeskalender hebben gewerkt en waarderen verschillende aspecten van de tekst en de introductie- en verwerkingsactiviteiten op een schaal van 1 tot 5. Ook maken ze aantekeningen over de reacties van de kinderen en noteren ze eventuele bijzonderheden. Deze informatie helpt de onderzoekers om een duidelijk beeld te krijgen van het werken met de Leeskalender in de praktijk en zorgt voor aanvullende context om de onderzoeksresultaten van de toets ontluikende culturele geletterdheid te kunnen interpreteren. We danken de leerkrachten van de experimentele groep hartelijk voor hun verslaglegging en hopen dat zij ook de logboeken bij deel 2 en 3 van de Leeskalender consequent zullen bijhouden. We willen hierbij nogmaals benadrukken dat we erg geïnteresseerd zijn in concrete uitspraken of schrijf- en tekenproducten van de kinderen. In de proefschriften van de onderzoekers zullen dit straks de kersen op de taart zijn.

Nieuwsbrief 9 oktober 2013

Na een lange voorbereiding is het experimentele onderzoek naar ontluikende culturele geletterdheid begin dit schooljaar zoals gepland van start gegaan. Een moment waarnaar we erg hebben uitgekeken! De tweede week na de zomervakantie zijn we begonnen met het toetsen van de kinderen in zowel de experimentele groep als de controlegroep. Op 16 september zijn de kinderen in de experimentele groep begonnen met het Leeskalenderproject in de klas. Hieronder een kort verslagje van deze spannende periode.


Toetsduo's 'on tour'

In een periode van vier weken hebben we ruim 700 kinderen getoetst op zeventien basisscholen. Om dit te kunnen bolwerken zijn niet alleen de onderzoekers zelf dagelijks in touw geweest, maar hebben ook hun begeleiders en een heel leger van vrijwilligers hun bijdrage geleverd. Dagelijks werden er meerdere toetsduo's op pad gestuurd naar de deelnemende scholen. Eén persoon stelde steeds de vragen aan de kinderen, terwijl de ander de antwoorden noteerde op het scoreformulier. In totaal waren er 28 mensen op de been.

Diner als afsluiting

Op 22 september hebben we de toetsperiode met een aantal van de vrijwilligers in het najaarszonnetje afgesloten met een heerlijk diner op de cour van een van de onderzoeksbegeleiders. De vrijwilligers keken met plezier terug op het toetsen en willen in principe aan het eind van dit schooljaar weer graag inspringen als dat nodig is. Wij zijn ze daarvoor zeer dankbaar!

Toetservaringen
Over het algemeen stonden de kinderen te trappelen om mee te gaan met de onderzoekers. Ze waren nieuwsgierig en genoten vaak van alle persoonlijke aandacht. De toets duurde gemiddeld twintig minuten en kinderen werd gevraagd naar een aantal verhalen en gedichten te luisteren en daarop te reageren. Ook de jongste kinderen bleven meestal goed geconcentreerd. Fantastisch dat de kinderen zo goed hebben meegewerkt!

Oproep nieuwe vrijwilligers

Hoewel we aan het eind van het schooljaar waarschijnlijk weer op onze oude vrijwilligers kunnen terugvallen, blijft er behoefte aan meer vrijwilligers. Dat geeft de huidige vrijwilligers meer lucht en maakt het gemakkelijker om bij onvoorziene omstandigheden alternatieve afspraken te maken met de scholen. Geïnteresseerden kunnen contact opnemen met scholencoördinator Ingeborg Hendriks, telefoonnummer: 013-5714283 of per mail i.hendriks@maastrichtuniversity.nl

Dank aan de scholen

Ook de onderzoeksscholen willen we hartelijk bedanken voor hun medewerking aan de toets. Op alle scholen zijn we vriendelijk ontvangen, zijn toetsruimtes geregeld, is er meegedacht als ergens een mouw aan gepast moest worden én - ook heel belangrijk - stond de koffie klaar.

Voorafgaand aan het onderzoek hebben de leerkrachten van de onderzoeksscholen een brief meegegeven aan de ouders om toestemming te vragen voor de deelname van hun kind aan het onderzoek. Gelukkig kreeg 95% van de kinderen toestemming om mee te doen aan het onderzoek. De overige 5% is vanzelfsprekend niet getoetst.


Eerste ervaringen met de Leeskalender

Vanaf 16 september zijn de leerkrachten van groep 2 en 4 in de experimentele groep gestart met het werken met de Leeskalender. Elke dag wordt naar aanleiding van de plaat op de kalender een nieuw verhaal of gedicht voorgelezen of nog iets anders gedaan met een verhaal of gedicht dat al eerder aan bod is geweest. De eerste ervaringen zijn overwegend positief. De kinderen vinden het erg spannend om elke dag weer een kalenderblad om te slaan en te zien welke tekst daarbij hoort. En de leerkrachten geven aan goed uit de voeten te kunnen met de suggesties in de handleiding. Op de meeste scholen is het werken met de Leeskalender al snel een vaste routine geworden. Op enkele scholen wordt nog gezocht naar de beste manier om de kalender in te bedden in het reguliere programma.  Binnenkort gaan de onderzoekers naar de scholen toe om in de klassen te observeren en kwalitatief onderzoek te doen. Daarover kunt u over enkele maanden meer lezen op ons weblog. Voor nu rest ons niets anders dan alle scholen veel succes en plezier te wensen met de Leeskalender!

Nieuwsbrief 26 juni 2013


We zijn erg blij met het aantal scholen dat zich heeft aangemeld om deel te nemen aan het Leeskalenderproject. In totaal hebben 22 scholen zich opgegeven om mee te doen. Onze onderzoeksmethodoloog heeft een selectie gemaakt van 17 scholen, die vervolgens verdeeld zijn in experimentele scholen en controlescholen met een vergelijkbare leerlingpopulatie.  Om de onderzoeksresultaten niet te beïnvloeden konden de scholen vooraf niet kiezen of zij als experimentele groep of als controleschool zouden deelnemen.


Inmiddels hebben vrijwel alle geselecteerde scholen hun deelname officieel bevestigd. Dit betekent dat we begin volgend schooljaar meteen van start kunnen gaan. In de periode van 19 augustus tot en met 13 september zullen er minstens 600 kinderen worden getoetst. Vervolgens gaan de experimentele scholen van 16 september tot en met 16 mei in de klas met de Leeskalender aan de slag. We wensen alle scholen hierbij veel succes en vooral veel leesplezier!


Bijgestelde toets

Op basis van de ervaringen met de eerste pilot hebben de onderzoekers de eerste versie van de toets voor ontluikende culturele geletterdheid aangepast. Deze maand is de tweede versie van de toets uitgetest op de pilotscholen. De resultaten daarvan worden op dit moment verwerkt. In de zomervakantie zullen de onderzoekers de laatste hand leggen aan de toets. Wij danken de pilotscholen voor hun medewerking. Dankzij hun bijdrage kunnen we een betrouwbare toets ontwikkelen waarmee we kunnen vaststellen in welke mate kinderen cultureel geletterd zijn en hoe hun culturele geletterdheid toeneemt in de normale conditie (controlegroepen) en de experimentele conditie (experimentgroepen).

De ervaring op de pilotscholen heeft ons ook geleerd dat de kinderen het leuk vinden om getoetst te worden. Ze krijgen plaatjes te zien op een laptop en mogen luisteren naar ingesproken verhalen en versjes. Vervolgens worden er vragen gesteld over de beluisterde teksten. Hen wordt bijvoorbeeld gevraagd of ze kunnen bedenken hoe het verhaal of het versje verdergaat, of om zich te verplaatsen in de motieven van het hoofdpersonage.


Werk in uitvoering...

Op dit moment wordt ook de laatste hand gelegd aan het eerste deel van de Leeskalender en de bijbehorende handleiding met introductie- en verwerkingsactiviteiten bij de aangeboden teksten. Het wordt een afwisselend geheel met een grote diversiteit aan teksten en werkvormen. Voor onderzoeksdoeleinden is gekozen voor verschillende varianten van de Leeskalender: vier scholen krijgen de volledige versie met voor de kleuters drie nieuwe teksten per week en voor groep 4 vier nieuwe teksten per week. De overige experimentele scholen krijgen een versie met per week één tekst minder, omdat in deze versies steeds één genre is weggelaten. Dit maakt het mogelijk om te onderzoeken in hoeverre bepaalde effecten van het werken met de Leeskalender zijn toe te schrijven aan de kennismaking met een bepaald genre.

Nieuw op onze weblog

Onze weblog is op 20 juni volledig bijgewerkt. Dit betekent dat de informatie op de pagina's weer helemaal up to date is. Er zijn ook enkele nieuwe pagina's toegevoegd: naast deze pagina, ook de pagina 'Vrijwilligers voor toetsafname', 'Helden, idolen en iconen in de jeugdliteratuur' en 'Verborgen talenten. Jeugdliteratuur op school'.  Wij nodigen u graat uit om deze pagina's te bekijken.